Mijn Jaargetijden – deel 1 – Lente

Op een zaterdagmiddag om 15:28 uur duwde ik mij af naar het licht en kwam in twee sterke handen terecht. Ik was geboren. Ik kwam op de wereld met de navelstreng om mijn nek gewikkeld en met één oog open. Dit bleek typerend voor mij; ik blijf knipogen naar het leven. Jaren heb ik mij gelaafd aan warme moedermelk, Liga en Molenaars kindermeel. Ik groeide uit tot een parmantige kleuter, die met blonde krullen, over het algemeen hollend de dag door kwam. Mijn vroegste herinnering van die tijd moet van rond mijn derde, of vierde jaar zijn. Ik bevond mij in de kleine achtertuin van tante Rie. Je weet wel, onze verstelnaaister uit een eerder verhaal.  Ik zat op mijn knietjes in het gras en plukte bloemen. En daar hield de herinnering op.

Zoals elk ander kind ging ik naar de kleuterschool en later naar, wat toen nog de lagere school heette. Ik leerde schrijven met de kroontjespen en ik las mijn eerste boekje al rond de kerst. Vanaf de vierde klas liep ik dagelijks met mijn vriendje naar school. Over de Harstenhoekweg. Goed links en rechts kijkend de Badhuisweg overstekend. Daarna onder de lage arcade van restaurant Bali door. Mijn kleine neus stak ik dan in het open raam en snoof de heerlijke keukengeuren op. We staken de Nieuwe Parklaan over met hulp van de klaar-overs, de Circusstraat door naar de 2e Messstraat. Aan die school heb ik dankbare herinneringen. Goed onderwijs, veel vriendjes en mijn eerste schreden op het kleine toneel in de gymzaal. Mijn eerste ‘grote’ rol: de slaaf Hassan in het kerstspel.

Ik zat op de padvinderij, deed aan judo, voetbalde bij Graaf Willem II VAC en leefde mijn leventje bij beschermende ouders en drie broers. Ik speelde veel buiten en gaf ‘one-man-shows’ voor mijn vriendjes en vriendinnetjes uit de buurt. De trap van het portiek was de zaal en het podium de straat. Ik improviseerde, deed typetjes en genoot van het dankbare publiek. Daar werd het zaadje geplant om ooit professional te worden. Het is er nooit van gekomen. Het plantje stierf voordat het tot werkelijke bloei kwam.

De straat was mijn domein. De buurt was veilig en er lag overal avontuur op mij te wachten. Het strand en bos op loopafstand. Spelen, spelen en nog eens spelen, totdat mijn moeder haar hoofd uit het raam stak. Hard in haar handen klapte en door met haar wijsvinger naar haar mond te wijzen duidelijk maakte dat wij gingen eten. In de zomermaanden mocht ik na het eten soms nog wel eens naar buiten. Heerlijk vond ik dat: vrijheid!

Een halve eeuw geleden werden bovenstaande stapjes, ontwikkeling en ontdekkingen onderdeel van mijn geheugen. Je geest wordt gevuld met woorden, geuren, kleuren en ervaringen. Je wordt geconfronteerd met angsten, vreugde, plezier en verdriet. Je hele leven draag je die met je mee en maken je tot de mens die je uiteindelijk wordt.

Ik kan mij gelukkig prijzen met een fijne jeugd. Daar ben ik dankbaar voor. Ik heb leren delen, vertrouwen en lief te hebben. Een zorgeloze jeugd zonder grote luxe, of dure vakanties. Wel een jeugd, die een solide basis heeft gevormd voor mijn verdere ontwikkeling. Die mij mede heeft gemaakt tot de man, die ik nu ben.